Toezicht in coronacrisis: intensief én op afstand

Zorggovernance
Onderzoek naar ervaringen toezichthouders verpleeghuizen en thuiszorg

De bestuurder niet voor de voeten lopen, maar ook: niet loslaten en niet achteroverleunen. Tijdens de eerste coronagolf werd de relatie met het bestuur zowel intensiever als meer op afstand, zo blijkt uit een NVTZ-onderzoek onder toezichthouders in de verpleeghuis- en thuiszorgsector. Andere ervaringen: gemis aan direct contact en de rol van sparringpartner en een gevoel van machteloosheid door de generieke overheidsregels.

Wat ervaren toezichthouders in verpleeghuizen en thuiszorg (VVT-sector) werkelijk tijdens de coronacrisis? Welke betekenis geven ze zelf aan hun ervaringen als ze zich vrij kunnen uiten? Zijn de thema’s en dilemma’s zoals we die gezamenlijk ‘in de praktijk’ benoemen, ook écht wat toezichthouders zelf in de praktijk ervaren? Om dat te onderzoeken besloot de NVTZ, begin 2020, om toezichthouders in de VVT met elkaar in gesprek te brengen in de online-chatomgeving van het Sensemaker-onderzoek (zie ook het kader onderaan dit artikel).

Onmacht en twijfel

Uit het onderzoek (waaraan 55 toezichthouders deelnamen) blijkt dat toezichthouders in de VVT-sector tijdens de eerste coronagolf, in het voorjaar van 2020, zowel meer intensiteit als meer distantie ten opzichte van de bestuurder(s), de instelling en elkaar hebben ervaren. Soms tot tevredenheid, maar soms ook leidend tot gevoelens van onmacht en twijfel. In veel gevallen zijn de veranderingen in de wijze van toezicht houden min of meer spontaan tot stand gekomen. De hamvraag is dan natuurlijk: moeten we het bij een eventuele volgende coronagolf net zo aanpakken?

De onderzoeksresultaten kunnen in vijf thema´s verdeeld worden:

Relatie raad van toezicht met de bestuurder

Deze relatie wordt deels intensiever en deels extensiever ervaren. Toezichthouders verwoorden hun ervaringen met woorden als: niet loslaten, niet voor de voeten lopen en niet achteroverleunen. Een groot deel van de toezichthouders heeft meer digitale contactmomenten met de bestuurder ervaren, de contactmoment hadden vooral tot doel om door middel van frequente updates informatie te verschaffen. In deze contactmomenten hebben de toezichthouders vooral hun rol als sparringpartner gemist.

Relaties binnen de raad van toezicht

Tijdens de coronaperiode zijn de positieve aspecten en de verbeterpunten sterker naar voren gekomen. ‘De coronaperiode vergrootte wat reeds aanwezig was.’

Ongemakkelijke ervaringen

De deelnemers aan het onderzoek hebben het directe en ‘warme’ contact met het bestuur, andere leden van de raad van toezicht en de rest van de organisatie gemist. Het gevoel van machteloosheid door de generieke overheidsregels en de daarmee gepaard gaande twijfel over de toegevoegde waarde als raad van toezicht hebben voor een oncomfortabel gevoel bij de toezichthouders gezorgd: ‘aan de zijlijn staan’.

Toekomstige activiteiten

In het onderzoek is aan de deelnemers gevraagd wat er gedaan zou moeten worden. Meer het geluid van de VVT-sector laten horen, meer lobbyen bij de overheid en een beter risico’s benoemen en monitoren waren de meest voorkomende activiteiten die genoemd zijn.

Positieve ervaringen

In het kader van de positieve ervaringen hebben de toezichthouders in de VVT-sector tijdens het onderzoek aangegeven wat er goed gegaan is en dus behouden moet worden. Toezichthouders zouden zich dan minder op de inhoud moeten richten.

Voorzitters versus leden raad van toezicht

Op hoofdlijnen komen de resultaten uit het Sensemaker onderzoek overeen met de bevindingen van het onderzoek dat Theo Schraven in juni van dit jaar in Governance Update presenteerde. In dat onderzoek bleek dat de meeste voorzitters van raden van toezicht in de zorg positief zijn over de kwaliteit van de governance tijdens de eerste coronagolf. De coronacrisis heeft de relatie tussen de voorzitter en de bestuurder versterkt. Een verschil tussen beide onderzoeken zit in de perceptie van